Gisteren schreef ik dat u geen vakantie verdiende. Vandaag wil ik het hebben over “werk” en dat niet alle werk ook goed is.
“Werk” speelt een grote rol in ons leven. Het bepaalt niet enkel in grote mate hoe we ons leven organiseren, maar ook hoe we naar onszelf kijken en over onszelf oordelen. Wie werkt – of beter nog – hard werkt, is verantwoordelijk. Wie niet werkt (en daar verstaan we inmiddels ook onder dat er loon aan dat werk vasthangt), krijgt er naast een financieel precaire situatie, “schuld” bovenop.
Er zijn veel redenen waarom mensen, in het kluwen van hun leven, níet hard werken. En al evenveel redenen, in het kluwen van onze kapitalistische maatschappij, waarom ze geen loon krijgen. En toch. Wie langdurig werkloos is, moet zich verantwoorden en krijgt sancties. En onder brede consensus wordt er gewerkt aan een agressiever activeringsbeleid, zodat het blijvend duidelijk is – en voor velen onder ons dagelijks voelbaar – dat betaald werk de enige manier is waarop we mogen bestaan.
Hoezeer sommigen onder ons ook van hun werk houden (en ik denk dat gemengde gevoelens breder voorkomen), uw werk is geen keuze, maar een verplichting.
En dan komt het argument dat “toch iedereen zijn deel moet doen”.
En dan vraag ik me af, met velen die mij voorgingen: zijn deel van wat?
Impliciet in die vraag wordt aangenomen dat alle werk dat moet gebeuren (om “goed” te leven – gezond, weldoorvoed en gelukkig), gedekt wordt door loonarbeid. Terwijl we weten dat dat niet klopt. Dat vele mensen niet gezond en weldoorvoed zijn – laat staan gelukkig. En dat een groot deel van het werk dat effectief nodig is om mensen in leven te houden, onbetaald werk is.
Dat weten we niet enkel door te kijken naar moderne vormen van slavernij (een fenomeen dat nooit volledig is uitgeroeid), van uitbuiting (dichtbij of ver weg), of door te kijken naar de epische afvalbergen die stukken van de wereld verstikken. We kunnen ons ook simpelweg het onbetaalde werk van onze collectieve moeders voorstellen. En de uren tellen waarin we koken, wassen, zorg dragen, en mekaar ondersteunen.
Een andere impliciete aanname in die dooddoener – ieder doet zijn deel – is dat betaald werk per definitie bijdraagt aan een betere samenleving. Wat in schril contrast staat met de actieve schade die berokkend wordt door vele topverdieners. Van industrieën die onherroepelijke schade aan de wereld veroorzaken, over wapenlobby’s, tot elke minister die ooit mensenrechten naast zich neerlegde.
Voor wie dit soort werk organiseert, geldt ook blijkbaar niet dat ieder zijn deel moet doen – getuige de vernielingen in hun kielzog en de integrale huishoudens die ze uitbesteden aan de onderbetaalde hulp. #ruim-nu-toch-uw-shit-op.
Die bedenkingen zijn niet nieuw. Ik ben in dit stukje eigenlijk alleen maar inzichten aan het herhalen. Ik zou er dan ook graag meer aandacht voor willen.
En wel als volgt:
1. We kunnen beseffen dat ons maatschappelijke bestaansrecht gekoppeld is aan ons loon, zonder dat waardeoordeel ook zelf over te nemen.
2. Ik zou erg graag politiek kunnen nadenken over de enorme uitdaging van de de-activering. Wat zou het mooi zijn als een groot aantal mensen heel wat minder zou gaan werken en zo tijd kreeg om hun zooi mee op te ruimen.