Ik heb een broer die in de sociale sector werkt. Jeugdzorg. Die werkt heel hard. Ik doe iets vaags met schrijven en theater. Wanneer we praten – en daar is weinig tijd voor – is dat voelbaar.
Ik zei dat ik mocht schrijven voor De Standaard. Echt? – Echt. – Hm. En die ‘hm’ was goedkeuring, want De Standaard is een serieuze, redelijke krant, een krant voor slimme mensen, dus dat telt en dan wordt het eindelijk een beetje duidelijk wat ik met mijn leven aan het doen ben.
En toen zei hij: schrijf eens over de werkingsmiddelen in de jeugdzorg.
Gisteren schreef ik over politietorens en investeringen in machtsvertoon.
Vandaag schrijf ik over besparingen op menselijk leven, over tijd en hard werken, over onderdrukking in white supremacist capitalist patriarchy. Ofwel: over mijn broer en ik, over u, hier en nu.
In de zorgsector zijn de werkingsmiddelen al tien jaar lang niet geïndexeerd. Dat stond ook in deze krant te lezen – één artikel, in de opiniepagina’s. Mijn broer legt uit: “Dat betekent dat wij dezelfde kinderen eten moeten geven, maar met een kwart minder budget.” Wie in de zorg werkt, kent het leed dat besparingen op welzijn altijd veroorzaken, niet enkel op papier, maar als deel van hun werkelijkheid. (Dat is een ander en dwingender soort kennen.) Tegelijk moeten ze meedraaien in het kader dat zegt “dat dit nu eenmaal de situatie is” en krijgen ze de taak zowel zichzelf als dat kader recht te houden.
De manier waarop de overheid haar zorgfunctie heeft ingevuld de voorbije jaren, vertekent ons beeld van wat zorg is. Een zorgdiscours dat afslanken en professionalisering vooropstelt, wil afstandelijk en onthecht zijn. Wie in de zorg werkt, krijgt die les ook mee. Werken als zorg-“professional” vraagt grensbewaking: dit hoort niet bij ons takenpakket, hiervoor hebben we geen budget. Maar zorg (betaald of onbetaald) is geen relatie tussen aanbieder en klant. Dat is een relatie waar in het beste geval een vorm van liefde in zit. Een relatie die net zinvol wordt door verbinding.
Het discours van besparingen keert verantwoordelijkheden om. De zorgsector staat niet in dienst van de overheid, maar van mensen – die recht hebben op zorg. Op dit moment kan ze die niet waarborgen. Dat leidt tot verdere uitsluiting. En ook van die uitsluiting worden mensen in de zorgsector – ongewild – de uitvoerende macht. Met “zo is het nu eenmaal” en grensbewaking wordt een liefdevolle relatie onmogelijk gemaakt.
In essentie gaat het hierom:
Mensen mogen bestaan. U mag bestaan. Ik mag bestaan. Ongeacht hoe we ons leven invullen.
Elk kind, onafhankelijk van waar en hoe het geboren werd, mag bestaan. Ongeacht de trauma’s en woede-uitbarstingen die niet losstaan van het geweld van de maatschappij.
En de overheid moet garanderen dat dat kan en daar verantwoording voor afleggen.
Niet andersom.
Ook mijn ouders werkten in de sociale sector en wisten dat mensen “uit de boot kunnen vallen”. De voorbeelden uit de praktijk waren talrijk. Wees dus verstandig en professioneel. Zelf ben ik mijn volwassen leven begonnen met een depressie. Ik lag niet echt uit de boot (net genoeg sociale privileges), maar zat er, zeg maar, ook niet meer helemaal op. Mijn broer is verstandig en professioneel. Hij kan ook goed sporten, en hecht belang aan discipline. Dat mag, maar het is geen voorwaarde voor liefde, en om te functioneren in de zorgsector zou dat geen vereiste mogen zijn.
Ik hoop dat u het goed hebt. En dat u tijd en rust hebt deze zomer.